De geschiedenis van het skiën in Oostenrijk


De Oostenrijkse skischool – over de hele wereld

Een centrale figuur in de geschiedenis van het skiën is Mathias Zdarsky, een Oostenrijker die vaak wordt geprezen als de ‘vader van het alpineskiën’. In het begin van de 20e eeuw werd hij de eerste die op houten planken steile berghellingen af ​​zeilde, waarmee hij de eerste techniek voor alpineskiën formuleerde. Bovendien ontwierp hij de inaugurele stalen binding, een voorloper van de huidige skibindingen, die het navigeren op steile bergterreinen mogelijk maakte. Hij gebruikte een lange stok om van richting te veranderen. Het duurde niet lang voordat de eerste skiraces werden gehouden: bergafwaarts, bergopwaarts en over vlak terrein.

Enkele jaren later verfijnden Hannes Schneider en Toni Seelos de sport verder door de stuurpendraai en de parallelle draai te ontwikkelen. Dit was het moment waarop het alpineskiën echt van de grond kwam. Talloze skischolen werden opgericht na de allereerste skischool die in 1921 door Hannes Schneider in St. Anton am Arlberg werd opgericht. De leerstellingen van Hannes Schneider zorgden voor een revolutie in het skiën, vergrootten de aantrekkingskracht ervan en markeerden het begin van een mondiale beweging. Daarom wordt de regio Arlberg toepasselijk de ‘bakermat van het alpineskiën’ genoemd.

Oostenrijk werd al snel het nieuwe Alpine Ski Circuit. De “Oostenrijkse manier van skiën” verspreidde zich tot in Japan en de VS, terwijl Oostenrijkse skileraren de sport over de grenzen brachten. Skiën zorgde opnieuw voor een revolutie in de jaren vijftig toen een sportleraar genaamd Stephan Kruckenhauser de “wedel” -techniek ontwikkelde. Hierdoor kunnen skiërs met korte, elegante bochten de piste afvaren, waarbij de voeten dicht bij elkaar worden gehouden. Maar dat is nu allemaal geschiedenis: de meest voorkomende skitechniek van vandaag is carven: bochten met een grote straal op de randen van de ski’s.

Oostenrijkse skileraren – een teken van kwaliteit

De Oostenrijkse skischool en haar technieken worden internationaal gerespecteerd, niet in de laatste plaats vanwege Oostenrijkse skileraren. Hun leringen zijn al tientallen jaren een symbool van kwaliteit. Hun professionaliteit en talent voor het lesgeven in skiën met humor, charme en kalmte maken ze populair bij zowel professionele skiracers als bezoekers.

Van kleine bergdorpjes tot levendige wintersportplaatsen

Veel internationale ski-supersterren komen uit wat oorspronkelijk eenvoudige agrarische bergdorpjes waren. Deze dorpen zijn sindsdien gegroeid en geëvolueerd naast de skisport. Gedurende tientallen jaren werden infrastructuur en essentiële diensten ontwikkeld om skiën voor iedereen toegankelijk te maken: de treinconnectiviteit werd uitgebreid, de eerste kabelbanen werden gebouwd, gevolgd door skiliften en logies om bezoekers te ontvangen. Lokale gemeenschappen richtten skiclubs op en organiseerden skiraces, wat steeds meer bezoekers trok. Langzaam maar zeker evolueerden de Alpendorpen tot de populaire skibestemmingen die ze nu zijn.

Niettemin hebben ze hun oorspronkelijke charme en – wat zelfs in het Engels bekend is – hun Gemütlichkeit behouden: het plezier van ontspannen met vrienden, genieten in een warme en gastvrije sfeer en genieten van de fijnere dingen in het leven.